Geschiedenis




Het verhaal van het Jan-van-Ruusbroeckollege begint in 1956, wanneer een rijke dame een bijna één hectare groot terrein nalaat aan de Vereniging van Vrije Scholen van Brussel om er een christelijke school op te richten. Heel wat overleg en discussies volgen over wie de school zal (mogen) oprichten, maar uiteindelijk wordt gekozen voor de Jezuïeten. Zij staan dan al garant voor kwaliteitsvol onderwijs en kunnen ook waarborgen geven voor de oprichting van een eentalig college. In een tijd van hevige taalstrijd een belangrijke troef.

De toenmalige rector van het Sint-Jan-Berchmanscollege, pater Verelst, wordt overtuigd om zich achter dit nieuwe project te scharen. Voor de praktische realisatie zijn er de heer Brenninkmeijer, Nederlands bedrijfsleider, en zijn rechterhand, de heer Campo, die hun aanzien en expertise benutten om de oprichting van een nieuw college op de Mutsaard mogelijk te maken. Meisjes uit de buurt konden toen al terecht in het Maria Assumptalyceum; op de Forumlaan zou een college komen waar ook de jongens uit de wijk terecht konden. En zo geschiedde…

In september 1968 stapten 87 jongens een school in volledige aanbouw binnen. Zelfs de Forumlaan was op dat moment nog niet helemaal af. De school blijft doorheen de jaren groeien en bijbouwen. In 50 jaar evolueert het college zo van 500 tot 720 leerlingen. En van jongensschool naar een gemengde school.

Van in het begin wil het college aandacht besteden aan het belang van sport en gezondheid en aan vrijetijdsbesteding. Een zwembad wordt gebouwd met daarbovenop een grote turnzaal. Deze infrastructuur werd, en wordt nog steeds, na de schooluren gedeeld met (sport)groepen uit de buurt.

Het college werd vernoemd naar de Brusselse mysticus Jan van Ruusbroec. Toen de spelling wijzigde, besloot de inrichtende macht toch de spelling van Jan-van-Ruusbroeckollege – met een ‘k’ voor college – te behouden. Zoals het oorspronkelijk was. Het logo van de school werd een pelikaan, symbool voor Christus’ offerdood. Tegelijk symboliseert de pelikaan de zorgzaamheid waarmee de school zich over de jongeren wil ontfermen.

Pater Verelst werd in 1968 uiteindelijk de eerste directeur van het Jan-van-Ruusbroeckollege. Na hem volgden nog drie paters die de taak van leraar en/of directeur op zich namen. Nu zijn er geen paters meer actief op het college, maar de school maakt nog steeds deel uit van de jezuïetencolleges.

De laatste uitbreiding van het college was de bouw van een auditorium met 220 plaatsen. Op die manier blijft de school werk maken van een moderne infrastructuur ter ondersteuning van de lessen.

In 2006 schreef Lilian Verhaeghe een boek over de Mutsaard, de wijk waarin ons college gesitueerd is. Hieronder leest u haar neerslag over het ontstaan en de groei van het Jan-van-Ruusbroeckollege in deze bijzondere wijk.

Bron: VERHAEGHE, L., 8 x Mutsaard-Laken, Gemeenschapscentrum Heembeek-Mutsaard, Brussel, 2006, pp. 66-73.





Een realisatie van en voor een nieuwe generatie bewuste Vlamingen

Artikel verschenen in Uil & Spiegel, het maandblad van het Gemeenschapscentrum voor Neder-Over-Heembeek en Mutsaardwijk.
Met dank aan mevrouw L. Verhaeghe en de redactie.








Jan-Van-Ruusbroeckollege op de Mutsaard

1968-2005

Op de rand van de hoofdstad is de Mutsaard een klankbord van wat we de “Belgitude” zijn gaan noemen. Een ongewoon groot onderwijsaanbod tot 18 jaar weerspiegelt de wisselvalligheden van de politieke conjunctuur. Een eerste constatering: tussen het stedelijk en vrije net zijn de schutsels nooit neergehaald. De taalwet van 1963 dwingt tot de definitieve scheiding tussen Franstalige en Nederlandstalige afdelingen wat tot totale vervreemding leidt. Anno 2005 is het niet anders. Men ruziet niet meer, men negeert elkaars bestaan. In een wijk die sterk onder de economische druk van een verfranste hoofdstad kwam te staan had het lot van Vlaamse scholen vlug bezegeld moeten zijn.

En zo is het toch niet uitgekomen.

Hier werd een historische fataliteit doorbroken. De Vlamingen nemen geen genoegen meer met de Belgische machtsverhoudingen. Op het keerpunt van deze heropstanding situeert zich het onderwerp van dit artikel. Ondersteund door passende maatregelen van Vlaamse politieke zijde zullen vanaf 1950-1960 de bestaande scholen ook resoluut deze ontvoogdingskoers varen. Maar de klap op de vuurpijl moet nog komen. In 1968 opent Jan-van-Ruusbroec de poorten voor een eerste jaar humaniora met de bedoeling nu een totaal Vlaams college op te starten – en dan nog met een unieke formule.

We nemen hieronder – bij monde van de Standaard – de juichkreet van de kranten over bij de officiële opening op 14 juni 1969.


Een goede fee aan de wieg van een nieuw college

In 1956 legeert een rijke dame bijna 1 hectare grond, toentertijd ter waarde van 15 miljoen BF aan l’Association des écoles libres de Bruxelles, bestemd voor de oprichting van ‘une école chrétienne’. Dit Brussels katholiek schoolcomité kwam geregeld naar de Jansonstraat om zowel de pastoor als de zusters op Kristus-Koning financieel bij te staan in de pioniersjaren. (Zie Uilen&Spiegel maart en oktober 2004)

In de jaren vijftig is Michel Waucquez voorzitter, bijgestaan door kanunnik Jean Speeckaert. Het is dus vrij normaal dat ze bij de toenmalige pastoor G. Deschoolmeester van de Kristus-Koningparochie aankloppen met een verkenningsopdracht voor de besteding van die grond. Onze pastoor betrekt intuïtief A Vander Kerken (†1992) en M. Coppieters (†1991), twee ervaren en geëngageerde parochianen bij dit overleg.

Van A. Vander Kerken vonden we in het schoolarchief deze aantekeningen: “ik ga dan maar op bezoek bij kanunnik Speeckaert, een charmante Brusselse Vlaming, zo blijkt. Essentieel was de vraag of het al dan niet om een Franstalige bouwverplichting gaat. In het legaat lijkt dit niet vermeld te zijn. Zelf heb ik het niet gelezen en er verder geen vragen over gesteld. Een hele opluchting! Het Brussels schoolcomité kan bij gebrek aan fondsen niet bouwen. Wij ook niet… maar daarvoor zouden we zorgen.” De kanunnik, die er vertrouwen in heeft handelt kort en goed de transactie af: “’t Is in orde, de grond is van u. Ainsi soit-il!” En A. Vander Kerken mijmert: “Niet dikwijls heeft de Voorzienigheid op de vraag van enkele Vlamingen zulk een baksteen aangebracht als toen!
M. Coppieters, de nooit genoeg geprezen uitbouwer van het plan, kwam onmiddellijk in actie.”

De rest is geschiedenis.


Waarom de Jezuïeten?

Informeel nog altijd ten huize van de pastoor van de Mutsaard laat de vertegenwoordiger van het nationaal secretariaat van het katholiek onderwijs, bekend als de Guimardstraat, verstaan dat een bisschoppelijk college in een zeer nabije toekomst niet haalbaar is. De algemene financiële toestand van het katholiek onderwijs in het bisdom en de terugval van de roepingen laten dit niet toe. Ze zouden zich evenwel niet verzetten wanneer ze een beroep deden op een of andere religieuze orde.

Een officiële aanvraag bij het bisdom lijkt dus niet meer nodig, zo denken ze althans.

Onmiddellijk gaat hun voorkeur naar de Jezuïeten omdat de Noord-Belgische Provincie van de orde volledige waarborgen biedt voor een ééntalig college.

Voor de initiatiefnemers is dat de best geschikte vorm van onderwijs. Tweetalige onderwijsinstellingen zijn trouwens in strijd met de geest van de taalwet en pedagogisch niet verantwoord. De ééntaligheid van de orde is dus een niet te versmaden waarborg voor de ééntaligheid van de school, hun streefdoel. En last but not least biedt de orde absolute kwaliteitswaarborgen.

Op 4 juli 1965 zoeken ze onverwijld pater Verelst (+ 2003), rector van het Sint-Jan-Berchmanscollege te Brussel op. Ze kunnen hem overtuigen. Hij zal er trouwens meer en meer zin in krijgen. Hij kan echter niet buiten de toelating van zijn oversten.

Op 29 november 1966 komt het verlossende memorandum: “Avis favorable de Rome sans engagement financier. On pourrait envisager une formule dans laquelle un comité se chargerait de la gestion du collège et que la bonne marche de la partie enseignement serait garantie par la Compagnie (=Jezuïeten). Cela impliquerait que la Compagnie fournisse un directeur, un professeur et un père spirituel, professeur de religion. Un conseil de gestion dont la présidence sera assurée par Mr. Coppieters. Quatre avocats pour rédiger un projet de statuts de cette formule tout neuve de collége libre”.

Van meet af ligt dit origineel concept vast en zal tot vandaag functioneel blijven. De pedagogische aanpak blijft geïnspireerd door de traditie van de Jezuïeten, die evenwel uit het schoolbeeld verdwenen zijn als gevolg van een algemene secularisering.

Nu blijven in de Vlaamse Provincie slechts een dertigtal paters jonger dan 65 jaar over.

De bal ligt nu in het kamp van kapitaalkrachtige weldoeners

Zoals menig huisvader was M. Coppieters persoonlijk geïnteresseerd in een college alhier. De meisjes kunnen terecht in het Maria Assumptalyceum, de jongens moeten naar een instelling buiten de wijk. Een Project voor een college komt dus zeer gelegen. Van meet af aan beperken ze de opzet tot een humaniora. Sinds 1929 zorgt de parochie voor het lager onderwijs. Daar wordt niet aan geraakt.

Om hun droom te realiseren moeten ze wel rekening houden met deze harde gegevens. Het schoolpact dat in 1958 na een bikkelharde schoolstrijd tot stand kwam maakt ruime staatssubsidies vrij, waardoor het onderwijs in het vrije middelbare net ook kosteloos wordt; Salarissen, werkings- en uitrustingskosten worden veralgemeend. Enkel de bouw van vrije scholen blijft ten laste van het privé-initiatief. Daaraan zullen ze het hoofd moeten bieden.

Providentieel had M.. Coppieters bij activiteiten van het toenmalig rijk verenigingsleven op de parochie L. Brenninkmeijer (†1998) leren kennen. De Nederlandse bedrijfsleider had zich in 1962 in België gevestigd en woonde op de Meiseselaan. Zijn rechterhand L. Campo had hem voor het Vlaamse gedachtegoed gewonnen. Met hun beider expertise en aanzien trekken ze de onderneming op gang. Nu zouden we van een netwerk spreken. Onverwijld vormen ze een comité voor de oprichting van een college op de Mutsaard. M. Coppieters is voorzitter. Op 8 juni 1966 ondertekenen 25 prominenten uit de Noordrand van Brussel het stichtingsdocument. Van de nog levende politici, L. Tindemans, J. Chabert, L. Lindemans. Bij de actieve leden onder meer R. Gobin, E. Lens, E. Soens (†1996), P. De Rons (†1980) en A. Vander Kerken. Deze opsomming beoogt geen volledigheid, waarvoor mijn excuus.
Alles lijkt dus – en nog wel in recordtempo – vlot te lopen. Dat was echter buiten de waard gerekend. Het bisdom en de Guimardstraat hebben immers het laatste woord.

“Als puntje bij paaltje kwam moesten de centen grotendeels door toedoen van de onverstoorbare en schitterende Brenninkmeijer gevonden worden”. Dat is het nuchtere maar gefundeerde oordeel van E Soens, zakenman en burgemeester van Strombeek-Bever van 1939 tot de fusie in 1976.

Mijn vader, Louis Brenninkmeijer sr.

Hij werd geboren in Rotterdam in 1928 als nummer 10 in een gezin van 13. Het zat hem in het bloed! Als peuter bestond hij het met ‘handelsovereenkomst’ speelgoed af te troggelen van een oudere broer. De school boeide hem wellicht matig. In het C&A-bedrijf waar hij op 18-jarige leeftijd op de onderste post begon, voelde hij zich daarentegen als een vis in het water.

In de jaren 60 werd hij naar België gestuurd om alhier een filiaal op te starten. In deze periode van hoogconjunctuur had hij het geluk aan zijn kant. Maar er was ook zijn zakelijk vernuft: hij paarde luisterbereidheid, gezond boerenverstand en zuinigheid aan snelle handelsgeest, durf en eerlijkheid.

Zijn toewijding aan het familiebedrijf was totaal, het katholieke geloof zijn inspiratiebron.

Overeenkomstig de traditie die nog altijd bij C&A bestaat hield hij zich aan twee principes: eerlijk handel drijven en spenderen in goede werken.

Vermogend als hij was voelde hij zich eerder de rentmeester van zijn bezittingen dan de eigenaar. Het Jan-Van-Ruusbroeckollege kon op zijn steun rekenen omdat het project goed onderbouwd was en degelijk begeleid werd. Ook hier was mijn vader een voorzichtige rentmeester. Als realist hamerde hij op zelfredzaamheid van grote projecten.”

Kerkelijke overheden komen schoorvoetend over de brug

‘Na heel wat moeilijkheden, niet het minst met de kerkelijke overheden …’
Deze verzuchting vonden we terug in het archief.
En ja: “l’histoire se répète”. Wanneer de zusters van Vorselaar in 1956 een moderne humaniora opstarten is de Guimardstraat ook terughoudend tot afwijzend. (Maria Assumptalyceum, Zie Uilen&Spiegel oktober 2004)

Tien jaar later hebben de cenakels van het Katholieke onderwijs nog geen klare kijk op deze wijk. Er is telkens ook meer aan de hand. De Latijnse afdeling op Maria Assumpta wordt tot 1962 tegengehouden met allerlei argumenten. In feite komt de tegenwerking van de directie van het Maria Boodschaplyceum van de Moutstraat, die haar territorium wenst af te schermen. Haar school in hartje Brussel is aangewezen op leerlingen uit de rand. Een ongegronde angst zal later blijken. In minder dan een decennium zal een ongekende onderwijsexpansie op gang komen waarbij de meisjes een waarlijk spectaculaire inhaalbeweging uitvoeren. Beide scholen beleven al snel een hoogconjunctuur.

Zonder toestemming van het bisdom kan het comité “ter oprichting van het Jan-Van-Ruusbroeckollege” evenwel geen enkel initiatief nemen. Het schoolarchief bewaart een drukke correspondentie van M. Coppieters met Mgr. Goossens om aan te dringen op een spoedige beslissing. Het bisdom herhaalt zijn standpunt: een troef is dat de grond beschikbaar is, maar hij ligt niet ideaal. Aan een nieuw college ten zuiden van Brussel is er meer behoefte. Daarenboven komt de leefbaarheid van drie scholen in gevaar: het O.-L.-Vrouwinstituut van Laken, de oude humaniora van het St.-Pieterscollege te Jete en het O.-L.-Vrouwcollege van Vilvoorde. De betrokken instituten wensen geen nieuwe concurrent dichtbij hun voornaamste recruteringsbasis.

De studiedienst van de Guimardstraat voedt deze vrees met statistieken.

Het comité verwerpt deze cijfers omdat ze geen rekening houden met onvoorspelbare ontwikkelingen. Uiteraard verwijzen ze naar het voorbeeld van het Maria Assumptalyceum in de buurt. Plezierig om lezen is dat ze een tegenoffensief inzetten, maar dan wel uit hetzelfde vaatje tappen. Ze wagen zich immers ook aan een prognose. ‘In het kwartier voorziet men een bevolkingsaangroei van 70.000 inwoners, waarvan de helft Vlamingen.’ De wens was ook hier de vader van de gedachte!

In alle geval maakt het comité het bisdom erop attent dat sinds het concilie de Kerk zich meer en meer tot de leek richt, meer en meer mensen over pluralisme gaan spreken en hun actie helemaal beantwoordt aan deze nieuwe trend.

We mogen echter niet vergeten dat bepaalde kerkelijke kringen blijven aandringen om mede een Franstalige afdeling op te richten, wat radicaal geweigerd wordt. Op 13 juni 1967 komt dan toch de langverwachte brief. ‘Spijt de reële bezwaren geeft de diocesane overheid toelating tot de oprichting van een oude en moderne humaniora. Ze stellen op prijs dat het comité dit met eigen middelen wil doen.’

Als bijlage bij het Staatsblad van 17 augustus 1967 verschijnen de statuten van de V.Z.W. ‘Jan-van-Ruusbroeckollege te Brussel, die zal instaan voor de materiële inrichting.’
Ruusbroec is wel het enige Jezuïetencollege dat niet vanuit een klooster is gegroeid.


1968-1969 – De allereerste eerstejaars, nog piekfijn in uniform met pelikaanlogo, een uniform dat vrij snel werd afgelegd.
Links : R. Deneyer en R. Dams (†), uiterst rechts U. Troukens, dan pater Fransen (†) en pater Verelst (†)

Ze laten er geen gras over groeien

We kunnen er niet naast kijken. Ze drijven mee op de dynamiek van de ‘golden sixties’. The sky is the limit!

Ziehier de data op een rijtje:
13-6-1967 toelating van het aartsbisdom Mechelen-Brussel
7-7-1967 overdracht van de grond
5-3-1968 aanvang van de werken
2-9-1968 een eerste jaar volgt de lessen
14-6-1969 officiële inwijding

Inderdaad begin september 1968 melden zich 87 jongens voor de poorten of liever aan een bouwplaats. Leraars en leerlingen gaan vaak door de modder naar de klas. Ze worden opgedeeld in vier klassen: twee zesde Latijnse, twee zesde moderne (oude telling).

Architect Brunswyck tekende de plannen. Omdat alles snel moest gaan kwam een minder conceptueel model uit de bus. Hij hield veeleer de zakelijke stijl van de grote sponsors aan. Desondanks oogt de school nog altijd jong. L. Campo hield het tempo erin, begeleidde persoonlijk de werken. Aan zijn stuwende kracht was het te danken dat in een recordtijd een eerste klassenvleugel met refter klaar was.

Giften dekken de uitgaven van deze eerste fase. Opvallend is dat vele substantiële bedragen van niet-katholieken komen. Voor het resterende gedeelte gaan ze een lening op middellange termijn aan tegen gunstige voorwaarden. Het hele complex wordt geraamd op 55 miljoen BEF.

Van meet af aan kiezen de initiatiefnemers voor een school met een moderne sportaccommodatie en veel ruimte voor de vrijetijdsbesteding. Het tweede blok in 1970-71 bestaat dan ook uit een zwembad (10 x 25m) in het souterrain met daarboven een turnzaal (ca 700m²).

Na 6 jaar met een volgroeide humaniora telt het college 509 leerlingen afkomstig uit een aanzienlijk aantal gemeenten.

In 1987 komt een nieuwe vleugel om de groei op te vangen. In 2003 opnieuw een nieuwbouw, die bestaat uit 6 klassen als vaklokalen en uitbreiding van de refter. In 1994 schrijven ze de eerste meisjes in overeenkomstig een maatschappelijke evolutie waarmee het vrij onderwijs ook rekening dient te houden. Hierdoor hebben jongens zowel als meisjes tot 18 jaar binnen loopafstand in de wijk keuze tussen twee grote vrije scholen.


Pater Verelst

Directeur E. Degans piëteitsvol over pater Verelst, zijn charismatische, weinig orthodoxe gangmaker

‘Negen jaar bleef hij de drijvende kracht. Met zijn onafscheidelijke sigaar was hij altijd en overal aanwezig, ook ’s avonds, ook in de weekends, ook in de vakantie. Steeds liepen leerlingen en leraars binnen en buiten. De school moest voor iedereen een warme thuis zijn. Buitenschoolse activiteiten waren voor hem dus een essentieel deel van het schoolleven.

Zijn leerlingen vereerden hem, in het bijzonder de eerstejaars die zes jaar lang de oudsten bleven. Hij schonk zijn leerlingen zijn genegenheid, zijn volste vertrouwen en veel privileges. De jonge leerkrachten stimuleerde hij tot bezielde opvoeders, die zoals de Ruusbroec-pelikaan alles over hadden voor de jongeren die hun waren toevertrouwd.

In 6 jaar tijd was het Ruusbroeckollege een volgroeide ASO school, gebouwd rond een sporthal en een zwembad waar de pater bijzonder trots op was. Hij realiseerde deze krachttoer ondanks zijn minachting voor paperassen en zijn afkeer voor ministeriële richtlijnen. Een glas wijn, een dikke sigaar en zijn charme deden bij staatsinspecteurs wonderen en openden vele deuren. Met structuren eigen aan een volgroeide school had de pater het evenwel moeilijk.

Toch blijft pater Verelst en zijn droom van een school met open geest nog vele jaren de lerarengroep bezielen.’


Het leven op school zoals het was

Jef Matthé van de tweede generatie pionierende leerlingen aan het woord: “In 1969 stappen we vol verwachtingen die nieuwe school binnen, waarover de ganse Vlaamse pers bericht had. Over leidingen op hobbelige beton ging het klaswaarts. Wat een contrast! Daar is alles van een sobere chic. Jaren later zag ik in een Scandinavisch museum onze pure design stoelen van Arne Jacobsen. Zelfs een talenpracticum ontbrak niet, toen nog het neusje van de zalm.

Boeiende tijden: we zagen de school letterlijk en figuurlijk uit de grond komen. Leken en paters engageerden zich unaniem. Pater Verelst, de directeur, streng, maar rechtvaardig, werd gerespecteerd.
<
De kruipkelders op de bouwplaats waren tijdens de lange middagpauze een gedroomd speelterrein, want verboden. Het werd dé biotoop voor de eerste sigaret! De leraars stimuleerden het gevoel tot een geprivilegieerde groep te behoren met als ideaal een gezonde geest in een gezond lichaam. Sportprestaties waren goed voor het prestige. Zodra het zwemdok operationeel was konden we tijdens de middagpauze vrij maar doelgericht trainen.

Pater Burvenich was in die jaren de stuwende kracht bij het filmforum, een gelegenheid om kennis te maken met de meisjes van Maria Assumpta. Toen was gemengd onderwijs in het vrije net nog taboe.

Naast de directeur kregen we nog drie paters Jezuïeten. Pater De la Marche kwam na 5 jaar op school. Zijn invloed was groot, hij werd later directeur. Pater Florin was een uitstekende wiskundeleraar. Allebei, bekwaam en gedreven, bleven lang op het college. Pater Fransen was na 1 jaar weer weg.”

En Jef besluit: “De humaniora is wellicht de belangrijkste periode in het leven om op terug te vallen, want essentieel voor een goede basiskennis. En dat heeft Ruusbroec voor ons dan ook klaargespeeld.”

Anno 2005

Het Jan-van-Ruusbroeckollege behoort tot de zeven Jezuïetencolleges die een eigen begeleidingsdienst hebben. De band met het Sint-Jan-Berchmanscollege is wel intenser. Beide scholen sluiten in 1999 aan bij de St.-Gorik-scholengemeenschap Brussel, waar ze een gelijklopende visie uitdragen.

De VZW Inrichtende Macht Jan-van-Ruusbroeckollege wordt geleid door een Raad van Beheer van elf leken met de directeur als volwaardig lid. De afgevaardigde van de provinciale overste van de Jezuïeten is ook een leek. Hun inzet en betrokkenheid is zeer belangrijk voor de school.

Aantal leerlingen schooljaar 2004-2005

Er zijn 709 leerlingen, 14 minder dan vorig jaar als gevolg van een inschrijvingsstop. Ze willen niet meer groeien.

De naam en de grillen van de Nederlandse spelling

De schrijfwijze’ Jan-van-Ruusbroeckollege’, stamt uit 1968 en is een “gedeponeerd merk”. De inrichtende macht wenst de ‘k’ te behouden.

Het college en de wijk

Om het gebruik en de toegankelijkheid van de sportzaal en het zwembad buiten de lesuren te vergroten krijgt het college een subsidie van de Vlaamse gemeenschap. Dit geld wordt gebruikt voor een nieuwe verwarmingsinstallatie en een betere toegang tot de technische ruimte, en een betere beveiliging van de ingang.

In 2005 waren deze werken klaar. Sindsdien gebruiken het Gemeenschapscentrum Heembeek-Mutsaard, de Foyer en een aantal sportorganisaties onze sportaccomodatie na schooltijd. Privéverhuur wordt niet overwogen.

Toekomstplannen

Al van eind jaren ’90 werd nagedacht over een auditorium voor 220 personen in de voortuin van het college. Dit project zou de ‘kers op de taart’ moeten vormen voor de accommodatie van een modern college. Naast veel klas- en vaklokalen, voldoende refters, een vernieuwde turnzaal annex zwembad zou het college dan ook beschikken over een multifunctionele zaal (voor filmvoorstellingen, toneel, lezingen e.d.
Na het opmaken van de plannen door architecten P. Vidts en J. Mooens en de aanvraag en de goedkeuring van de subsidiëring begonnen de werken in september 2009. De ingebruikname van de zaal wordt voorzien tegen eind 2010.

De ook hier voorziene samenwerking met het Gemeenschapscentrum Heembeek-Mutsaard werd echter onmogelijk gemaakt door een clausule in de voorwaarden van de bouwvergunning, die stipuleert dat de zaal enkel gebruikt mag worden voor evenementen ingericht door de school zelf.

Liliane Verhaeghe
Met de logistieke steun van J.P. Van Steenberghe en Lut Wijnant